Autosomaal dominante overerving
Erfelijke aandoeningen worden niet allemaal op dezelfde manier van ouder op kind doorgegeven. Sommige ziektes kun je krijgen als één van je ouders een afwijking in een gen heeft. Dat noem je autosomaal dominante overerving.
Hoe groot is de kans?
Voorbeelden van aandoeningen die autosomaal dominant worden doorgegeven zijn de ziekte van Huntington en het marfansyndroom. Als één van je ouders zo'n ziekte heeft, is er 50% kans dat je de aanleg erft. Hoe zit dat?
Ziek gen overwint
Een ouder met een autosomaal dominante erfelijke ziekte heeft twee versies van het gen dat de aandoening veroorzaakt: een met de afwijking (mutatie) en een zonder de afwijking. Bij de bevruchting geeft de ouder een van die versies door.
De kans is dus 50% dat het kind een ‘ziek’ gen ontvangt van de ouder met de aandoening. Gebeurt dat? Dan is er grote kans dat het kind de ziekte ook krijgt. Bij autosomaal dominante overerving is het zieke gen namelijk het sterkst. Dit overwint het gezonde gen dat je van je andere ouder krijgt. Als je het gen zonder de afwijking erft, dan heb je de aanleg voor de ziekte niet.
In dit plaatje is de man aangedaan. Zoek je een plaatje waar de vrouw aangedaan is?
Jongen of meisje maakt niet uit
Het woord autosomaal betekent dat het niet uitmaakt of je een jongen of een meisje bent. Jongens en meisjes hebben 50% kans om de aanleg te erven.
Andere vormen van overerving
Er bestaan verschillende manieren waarop een ouder een erfelijke ziekte door kan geven aan een kind. Hier vind je informatie over andere vormen van overerving.
Het filmpje hieronder gaat over het verschil tussen autosomaal dominante en autosomaal recessieve overerving.
Heb je nog een vraag? erfolijnerfocentrum.nl (subject: Vraag, body: Naam%3A%0A%0AMijn%20vraag%20is%3A) (Mail) ons.
Update-datum: 17 oktober 2023