Overslaan en naar de inhoud gaan

Bosch-Boonstra-Schaaf opticus atrofie syndroom

Kinderen met Bosch-Boonstra-Schaaf opticus atrofie syndroom (BBSOAS) zien meestal slecht. Ook ontwikkelen ze zich langzamer dan normaal. Ze kunnen nog andere kenmerken hebben. Welke kenmerken iemand heeft, verschilt van persoon tot persoon. Het kan ook verschillend zijn hoe erg ze zijn. De oorzaak is een fout in een gen.

Baby’s met Bosch-Boonstra-Schaaf opticus atrofie syndroom zijn de eerste maanden na de geboorte vaak slap. Veel baby’s hebben problemen met drinken. Kinderen hebben meer tijd nodig om te leren rollen, zitten en lopen. Ze beginnen later met praten. Een deel van de kinderen kan uiteindelijk ook minder goed praten. Meestal hebben ze een verstandelijke beperking en moeite met leren.

Dat mensen met dit syndroom slecht zien komt door een afwijking aan de oogzenuw of een afwijking in de hersenen. De problemen met zien worden niet erger bij het ouder worden. Ze kunnen last hebben van droge ogen omdat hun ogen vaak weinig of geen tranen maken. Soms hoort iemand slechter.

Soms heeft iemand met BSOAS ADHD of kenmerken van autisme spectrum stoornis. Sommige kinderen hebben epilepsie. De epilepsie kan al vlak na de geboorte beginnen, maar ook pas als het kind wat ouder is.
Verder kunnen kinderen moeite hebben met slapen. Enkele kinderen hebben een kleine lengte. Sommige kinderen kwijlen veel. Soms komt eten uit de maag terug naar de slokdarm (reflux). Kinderen hebben vaker last van harde poep (verstopping). 

Heb je een vraag? erfolijnaterfocentrum.nl (subject: Vraag, body: Mail%20ons%20uw%20vraag%3B%20binnen%205%20werkdagen%20ontvangt%20u%20een%20antwoord.%20%0A%0AMijn%20vraag%20is%3A%20%0A) (Mail) ons.

ALLES SLUITEN