Overslaan en naar de inhoud gaan

Ik wil niet voor de keus komen te staan om een zwangerschap af te breken

Julie en Bas* (beiden 31) hebben een zoontje van drie. Hij heeft dezelfde (erfelijke) hartaandoening als zijn vader. Daarom wilden ze het eerst bij een kind laten. Julie: ‘Maar sinds een tijdje zien we om ons heen het een na het andere kind geboren worden. Het is weer gaan kriebelen, vooral bij mij.’

Niet toe in staat

Julie en Bas willen eigenlijk niet het risico lopen om nog een kind met een hartaandoening te krijgen. Daarom hebben ze zich verdiept in de mogelijkheden om dat te voorkomen.
Julie: ‘Duidelijk werd dat we in aanmerking komen voor prenatale diagnostiek en voor PGT. Maar daar zou ik vreselijk tegenop zien. Het voelt gewoon niet goed. We willen het leven nemen zoals het ons gegeven wordt. Bovendien lijken die behandelingen mij heel naar, dat heb ik bij een vriendin gezien, zij deed ivf. En bij haar lukte het ook nog eens niet. Prenatale diagnostiek zie ik al helemaal niet zitten. Ik wil echt niet voor de keus komen te staan om een zwangerschap af te breken. Daar ben ik echt niet toe in staat.’

Zaaddonor

Bas: ‘Dus eerst dachten we, laten we het er gewoon op wagen. Maar dat durf ik toch niet aan. Twee zieke kinderen, altijd die zorgen, dat zie ik niet zitten. Ik ben zelf natuurlijk ook niet gezond. We denken nu na of een zaaddonor een idee is. Ik heb eigenlijk geen idee hoe dat voelt, een kind dat niet genetisch van mezelf is. Waarschijnlijk maakt het niet veel uit. Ik moet het gewoon nog laten bezinken. We kunnen het ook bij een kind laten, wat mij betreft. Maar ik weet niet of ik dat van Julie kan vragen.’

*Dit verhaal is gebaseerd op ervaringen van mensen met een erfelijke ziekte (in de familie). In dit interview zijn persoonlijke ervaringen van mensen verwerkt. Hiermee geven wij geen advies, maar (achtergrond) informatie over de keuzes die mensen kunnen maken over erfelijke aandoeningen en DNA-testen.